Terug naar overzicht

Ton Vink, De Hoop ggz: ‘Eigenaarsraad Koppeltaal moet aan langetermijnvisie werken’

Per april maakt Ton Vink (De Hoop ggz, namens de Nederlandse ggz participerend) deel uit van de Eigenaarsraad van Koppeltaal, vanuit zijn wens om de theorie van Koppeltaal - interoperabiliteit tussen eHealth-toepassingen voor de GGZ - grootschalig naar de praktijk vertaald te zien. "Als we cliënt en behandelaar echt willen helpen, hebben we voor Koppeltaal een gezamenlijke langetermijnvisie nodig. Met 'grote stappen snel thuis' kom je er niet."

Ton Vink is al 7 jaar verbonden aan De Hoop ggz, en daarbij verantwoordelijk voor alle ondersteunende afdelingen. Ook is hij lid van de Raad van Toezicht bij Stichting Sonneburgh. Via zijn werk bij De Hoop is hij lid geworden van het regieteam informatiebeleid van de Nederlandse ggz. Vanuit dit overleg is hij ook voorzitter van het Winning Team Informatiebeveiliging en Stuurgroeplid Herijking Visie 'Digitale GGZ'. Daarnaast is hij sinds april 2022 lid van de Eigenaarsraad van Koppeltaal.

Een drukke agenda voor Vink, maar eentje die hij vanuit zijn enthousiasme over de toegevoegde waarde van IT voor beter zorg graag vol houdt. Tijdens zijn werk voor Nationale Nederlanden in 2008, net na zijn studie kreeg hij zijn eerste ‘aha-moment’ op dit gebied. “Dat heeft me toen zo gegrepen dat ik daarna steeds gezocht heb naar hoe het IT-domein het businessdomein kan ondersteunen, door werk slimmer, efficiënter en makkelijker te maken.”

Toen Vink bij De Hoop ging werken, schrok hij zich naar eigen zeggen rot over hoever de zorgsector destijds in digitalisering achterliep op de financiële sector. Ook bij De Hoop zelf waren er voldoende uitdagingen. “Er was sprake van verouderde IT, iedereen werkte met vaste thin clients, op dinsdag en donderdag waren er opstartproblemen omdat te veel medewerkers tegelijk wilden inloggen. Er moest met Citrix-accounts gewisseld worden omdat we te weinig servercapaciteit hadden.”
 

Vernieuwingsslag

Alle reden dus voor Vink om als een soort IT-missionaris te werken aan een vernieuwingsslag, binnen en buiten De Hoop. Nieuwe, digitale werkplekken met veel meer laptops om overal te kunnen werken, een nieuw netwerk, nieuwe applicaties, kortom: een heel nieuw IT-landschap. “Vroeger liep De Hoop voorop met veel zelfbouw-IT. Hier werd echter de wet van de remmende voorsprong zichtbaar. Zo had De Hoop zelf een EPD ontwikkeld, waar fors in geïnvesteerd was. Maar het is voor een organisatie met 400 werknemers en 40 miljoen euro omzet tegenwoordig niet meer te doen om zelf je hele IT-omgeving te bouwen. De inhaalslag is inmiddels met succes voltooid.”

Bovendien was een standaardisatieslag nodig. Het eigen EPD was vooral ingericht voor zaken zoals facturatie, administratie en registratie.

We wilden echter alle EPD-data ook voor onze cliënten inzetten, nieuwe eHealth-mogelijkheden voor hen ontsluiten. Dan heb je standaardisatie nodig, zodat een EPD makkelijk kan communiceren met een cliëntportaal, een PGO of een digitale behandelmodule.
 

Standaardisatie geen ‘standaard’

Standaardisatie en interoperabiliteit bleken echter ook bepaald nog niet ‘de standaard’ te zijn in het woud van leveranciers van EPD’s en eHealth-toepassingen. Die partijen waren volgens Vink vooral bezig met hun eigen software, niet met het eenvoudig openstellen ervan voor concullega’s.

“Wij werkten voor onze cliënten en behandelaren met twee aanbieders (EPD en eHealth) die niet eenvoudig met elkaar konden communiceren. Koppeltaal moet als een soort gemeenschappelijke taal die communicatie wel eenvoudig maken. We maken er zelf nóg geen gebruik van omdat niet al onze leveranciers voldoende aangehaakt zijn: daar ligt de crux. Maar ik zie wel de mogelijkheden, of beter gezegd: daar ligt de noodzaak.”

Toen Vink vanuit zijn functie als lid regieteam informatiebeleid van de Nederlandse ggz gevraagd werd voor de Eigenaarsraad van Koppeltaal, zag hij dan ook een kans om hier zowel voor De Hoop als voor de hele GGZ aan bij te kunnen dragen.

Niet dat ik in mijn eentje wel even het verschil denk te maken, maar ik geloof wel in de beweging die we maken en hoop dat ik daar wat in kan betekenen. Als elke partij in de basis voor zichzelf blijft kiezen, dan komen we nooit tot interoperabiliteit.
 

Van theorie naar praktijk

Op dit gebied van theorie naar praktijk komen, is volgens Vink overigens lastig. “Ik heb pas één vergadering van de Eigenaarsraad meegemaakt en het concept is mooi. Je hebt IT-leveranciers en hun klanten - de zorgaanbieders - die in samenspraak de ontwikkeling van Koppeltaal door VZVZ medebepalen. Wij kunnen als zorgaanbieders niet alleen meer roepen ‘we willen het zus en zo’. Je moet en wilt ook rekening houden met de kennis en expertise aan de kant van de leveranciers.”

In de praktijk blijkt er echter soms een spanningsveld te zijn tussen IT-leveranciers onderling en tussen hen en de vertegenwoordigers van zorgpartijen, al kan Vink op het hoe en waarom nog niet helemaal de vinger leggen. Maar het zorgt er volgens hem voor dat implementatie van Koppeltaal 1.0 én de overgang van Koppeltaal 1.0 naar de nieuwe versie 2.0 wat stroever verloopt dan gewenst.

“Zo wil de ene IT-leverancier graag een totaal ecosysteem (best of suite) faciliteren en werkt de ander liever aan waar hij goed in is (best of breed) en aan interoperabiliteit met alle overige EPD’s, eHealth-apps et cetera. Een soort conflict of interest. Dat is voor nu de grootste uitdaging van de Eigenaarsraad."

We moeten toewerken naar een langetermijnvisie voor interoperabiliteit, met Koppeltaal als basis. En dat betekent compromissen sluiten. Het is een cliché, maar klopt wel: alleen ga je sneller, samen kom je verder.
 

Cliënt centraal

Uiteindelijk, meent Vink, moet het de cliënt zijn die bij deze visie centraal staat. Voor hem of haar moet toegang tot relevante data helpen om tot een betere behandeling te komen. En interoperabiliteit kan daarbij helpen. “Nu merk ik dat zelfs het gebruik van een cliëntportaal zoals van ons al lastig is. Dat ligt niet zozeer bij de leverancier ervan, het digitale vaardigheidsniveau van clienten in de psychiatrie en de verslavingszorg is niet per se heel hoog. Gewoon alle informatie bij elkaar krijgen in een PGO is dan een goed alternatief, maar inloggen via DigiD is niet voor iedereen een vanzelfsprekendheid, laat staan voor iemand met allerlei mentale vraagstukken.”

Vink hoopt dat alle partijen in de Eigenaarsraad diezelfde verantwoordelijkheid voelen om het voor cliënten zo eenvoudig mogelijk te maken bij hun data te komen. “Dat is ook de frictie tussen de theorie en praktijk van Koppeltaal zelf. De theorie heeft duidelijke doelen en redenen, maar in de praktijk blijft het een kwestie van compromissen sluiten. Mijn doel in de Eigenaarsraad is om die theoretische doelen te vertalen naar wat er in de praktijk mogelijk is. Een roadmap van wat we over drie of zes maanden willen bereiken en daar dan commitment op vragen. Alleen zo kun je met zijn allen de juiste beweging naar voren maken.”
 

Realiseren gezamenlijke visie

Toch heeft Vink ook geloof in het kunnen realiseren van deze gezamenlijke visie, in de vertaling van theorie naar een praktijk van compromissen die uiteindelijk de cliënt ten goede komt. Zowel in de GGZ als geheel en binnen de Eigenaarsraad van Koppeltaal.

”We beseffen allemaal dat de problematiek in de GGZ om een doortastende aanpak vraagt. Lange wachtlijsten, grote personeelstekorten - zowel zorgprofessionals als IT’ers. Er komen voortdurend nieuwe ambities bij in de zorg, terwijl we de huidige ambities al bijna niet waar kunnen maken.

Het moet echt anders en de benodigde digitalisering daarvoor vergt goede interoperabiliteit. Alleen moeten we daarbij wel naar de lange termijn kijken. Er zijn nu stappen nodig, maar ‘grote stappen snel thuis’, dat is niet de juiste aanpak. En ik denk dat we daar in de Eigenaarsraad echt ons steentje aan kunnen en zullen bijdragen.